Elke dag reizen meer dan een miljoen mensen met de trein door Nederland. Wat komt er allemaal kijken bij reizen over het spoor? Wie werkt er aan het spoor? En hoe zit het met techniek en veiligheid? Ontdek het op de themakaart!

Reizen met de trein

Je hebt een vervoersbewijs nodig om met de trein te kunnen reizen. De meeste mensen hebben een OV-chipkaart. Dat is één kaart voor de trein, bus, metro of tram. Mensen zonder OV-chipkaart, zoals toeristen, kunnen een los kaartje kopen. Dat kan bij de NS-kaartautomaat of de Servicebalie.

In- en uitchecken

Met de OV-chipkaart check je in en uit. Dat kan bij de poortjes bij de ingang en uitgang van het station, of bij de in- en uitcheckpaaltjes. Kinderen van 4 t/m 11 jaar mogen reizen met een railrunner. Dat is een goedkoper kaartje waarmee je 1 dag door heel Nederland kunt reizen. De railrunner kun je op je eigen OV-chipkaart laden. Of als los kaartje kopen in de NS-kaartautomaat.

Welke trein, tram of metro?

Voordat je op reis gaat, bedenk je waar je precies naartoe wilt reizen en hoe laat je daar wilt aankomen. Dat kan via internet, bijvoorbeeld met de mobiele app van 9292 of de NS-reisplanner. Je vult dan de plek in waar je wilt vertrekken, de plek waar je heen wilt én de tijd van aankomst of vertrek. De app vertelt je dan precies welke trein, tram, metro of bus je moet hebben en waar ze vertrekken. Ook kun je in de app zien of er ergens werkzaamheden zijn, waardoor je de reisroute moet veranderen.

Informatieschermen

Op het station hangen informatieschermen met de aankomst- en vertrektijden van de treinen. Vroeger gebeurde dat met de bekende gele borden. Zo’n bord heet een vertrekstaat. De vertrekstaten zullen langzaam verdwijnen en plaats maken voor elektronische informatieschermen. Die heten officieel een CTA. Dat is een afkorting voor centraal bediend treinaanwijzer. Ook in de trein vind je reisinformatie.

Omroepinformatie

‘Dames en heren, de intercity van 12 uur 11 naar Arnhem staat gereed op spoor 12A’. Soms verandert er iets aan de reisinformatie, omdat een trein op een ander spoor moet vertrekken of vertraging heeft. Dit soort informatie wordt dan omgeroepen op het station.

Op het perron

De plaats waar de trein stopt, heet perron. Er staan bankjes om op te zitten en soms een overdekte ruimte. Vaak kun je ook iets te eten en te drinken kopen bij de kiosk op het perron.

Het spoor bijster?

De treinen vertrekken van verschillende sporen, die bij grote stations ook nog onderverdeeld zijn in A en B. Dat komt omdat sommige perrons zo lang zijn, dat er wel twee treinen tegelijk kunnen vertrekken. Eén kant van het perron heet daarom A en de andere kant heet B. Spoor 6B is dus de B-kant van spoor 6.

Mensen en goederen

Mensen gaan met de trein, maar spullen ook. Die spullen noem je goederen. Ze worden vervoerd met een goederentrein. Vaak zijn dat lange treinen met gesloten wagons of juist open bakken met zand en kolen. Goederentreinen zijn erg belangrijk voor onze economie en handel met het buitenland. Leer er meer over onder het thema Over de grens.

Spoor, techniek en energie

Techniek zorgt ervoor dat treinen rijden en dat ze veilig, comfortabel en duurzaam zijn. Dankzij de bovenleiding krijgt de trein de elektriciteit om te kunnen rijden. En gaan de overwegbomen op tijd naar beneden als er een trein aankomt. Zonder techniek zou reizen over het spoor niet mogelijk zijn. Lees er meer over onder het thema Spoor en Techniek!

Meer informatie vind je:

Niet gevonden wat je zocht?